+31-53 436 8124

Publicaties

Wagenaar Lawyers

Opzegging kredietovereenkomst

Opzeggen lening bank en bancaire zorgplicht

Op 10 oktober 2014 heeft de Hoge Raad reeds een belangrijk arrest gewezen inzake beëindiging van de kredietovereenkomst door de bank op grond van toepassing van opeisingsgronden zoals opgenomen in art. 11.1 van de Algemene Bepalingen van Kredietverlening (ABK). Zie ook mijn column Bancaire zorgplicht – beëindiging kredietovereenkomst. Op 18 augustus 2015 heeft het Gerechtshof Den Bosch een arrest gewezen waarbij opzegging van de gehele kredietrelatie op grond van art. 35 van de Algemene Bank Voorwaarden (ABV) aan de orde komt.

Casus

De bank had een kredietfaciliteit ter hoogte van €2.263.000 verstrekt aan de cliënt bestaande uit hypothecaire leningen, zakelijke leningen en een rekening courant krediet.

Omdat de bank een aanvraag tot verruiming van de lening weigerde, besloot de cliënt om zijn betalingsverkeer bij een andere bank onder te brengen en bij derde partijen additioneel krediet aan te trekken. Op dat moment was er sprake van een tijdelijke en beperkte overstand op de rekening courant.

Op een gegeven moment heeft de bank de bankrekening en de bankpassen geblokkeerd en de zaak overgedragen aan bijzonder beheer vanwege (1) aanhoudende overstanden, (2) het niet nakomen van afspraken en (3) het wegsluizen van omzet.

Vervolgens heeft de bank de gehele kredietrelatie beëindigd op basis van art. 35 ABV omdat er sprake was van een vertrouwensbreuk.

Beoordeling

Het Gerechtshof oordeelde als volgt met verwijzing naar het eerder genoemde arrest van de Hoge Raad van 10 oktober 2014.

Ook in het geval van opzegging van een kredietrelatie op grond van artikel 35 ABV zal evenals bij beëindiging van de kredietovereenkomst op grond van artikel 11.1 ABK de rechtsgeldigheid van de opzegging moeten worden beoordeeld aan de hand van de (krediet)overeenkomst en de maatstaf van artikel 6:248 lid 2 BW. Dat laatste brengt mee dat de opzegging door de bank op grond van de in artikel 35 ABV overeengekomen bevoegdheid niet rechtsgeldig is indien gebruikmaking van die bevoegdheid, gelet op de omstandigheden van het geval, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.

Bij een dergelijke opzegging dient de bank te handelen in overeenstemming met de op haar rustende zorgplicht, zoals ook is neergelegd in art. 2 ABV. Dit betekent dus dat aan de zorgplicht gewicht mag worden toegekend bij de vraag of er sprake is van strijd met de redelijkheid en billijkheid.

Voor de nadere analyse of er sprake was van strijd met de redelijkheid en billijkheid achtte het Gerechtshof de volgende aspecten van belang: (1) het vereiste van een gegronde reden voor de opzegging van de relatie, (2) of de reden van opzegging desgevraagd is medegedeeld en (3) de gehanteerde opzegtermijn. Daarnaast kunnen zich andere bijzondere omstandigheden voordoen die tot het oordeel kunnen leiden dat de opzegging naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet rechtsgeldig is.

Uiteindelijk oordeelde het Gerechtshof dat in casu voldoende gronden aanwezig waren die de opzegging van de kredietrelatie rechtvaardigden. Daarbij kwamen, onder andere, de volgende aspecten aan de orde.

De tijdelijke overstanden waren niet dusdanig van aard dat daardoor bepaalde verwachtingen waren gecreëerd. Dit gold met name omdat de bank de cliënt hier regelmatig op had gewezen en had aangedrongen op aanzuivering daarvan.

De cliënt had zijn betalingsverkeer omgeleid omdat de bank de geldkraan had dicht gedraaid en de cliënt volgens eigen zeggen hiertoe dus wel genoodzaakt was. Echter, het Gerechtshof oordeelde dat de cliënt zodoende wel in strijd met de contractuele bepalingen van de kredietovereenkomst had gehandeld.

De bank had de cliënt een redelijke opzegtermijn van 4 maanden gesteld was daarnaast onder voorwaarden bereid de financiering nog 12 maanden voort te zetten. Daarnaast maakte de bank geen aanspraak op boeterente wegens het vroegtijdig aflossen van de hypothecaire leningen.

Conclusie

Een opzegging van de gehele kredietrelatie dient, net zoals de opzegging van een leningovereenkomst, te worden beoordeeld aan de hand van de overeenkomst en dient te voldoen aan de eisen van de redelijkheid en billijkheid, waarbij de zorgplicht van de bank bij verstrekken krediet aldus tevens relevant is.

Bij de gebruikmaking van een contractuele bevoegdheid tot opzegging van een bancaire relatie (mede leidende tot beëindiging van de kredietfaciliteit), behoeft anders dan in het geval van een ontbinding van de overeenkomst, de schuldenaar niet eerst in verzuim te zijn (gebracht).

De specifieke omstandigheden van het geval zijn relevant, waaronder, onder andere, de gegronde reden voor het opzeggen van het krediet en de opzegtermijn. Daarnaast kan gesteld worden dat een cliënt voorzichtig dient te zijn bij het niet naleven van de contractuele bepalingen van de kredietovereenkomst.